N.B. De hier beschreven afdrukfuncties hebben betrekking op Windows 95 of later
en Windows NT 4.0 of later.
U krijgt toegang tot de afdrukfuncties door in het
printerconfiguratiescherm met de rechtermuisknop op het
printerpictogram te klikken. Onder Windows 95 of 98 selecteert u
Eigenschappen
. Onder Windows NT 4.0 selecteert u
Standaardinstellingen voor document
. In de meeste toepassingen zijn
de printereigenschappen ook via het dialoogvenster Afdrukken
toegankelijk.
Instellingen opslaan
U kunt de huidige instellingen van het stuurprogramma (bijvoorbeeld
pagina-oriëntatie, papierbron) opslaan voor later gebruik.
Snelinstellingen
Snelinstellingen
Snelinstellingen
Snelinstellingen kunnen gemakkelijk worden opgeslagen in de meeste
tabs van het printerstuurprogramma. U kunt ook instellingen van het
printerstuurprogramma herstellen door
Fabrieksinstellingen
te
selecteren.
Een document vergroten of verkleinen
Gebruik de functie HP ZoomSmart om documenten te vergroten of
verkleinen.